34
29 Januari 1898.
ging van rle veemarkt op den Nieuwe-Haagdijk. Volgens
spreker gaat het niet aan alles op één punt te centraliseeren.
Als Breda feest viert, profiteeren daarvan het meest de
neringdoenden in de straten, die gelegen zijn in het centrum
der stad. De Nieuwe-Haagdijk is in dit opzicht stiefmoederlijk
bedeeld, zoodat de billijkheid medebrengt op die plaats eene
markt te vestigen. De verschillende namen van straten,
zooals Houtmarkt, Veemarkt en Hoendermarkt, duiden aan,
dat ook vroeger de drukte zooveel mogelijk werd verdeeld.
Ofschoon geen optimist zijnde, stelt spreker zich voor, dat
de maand elijksclie veemarkt nog eenmaal in eene wekelijksche
zal veranderen en wanneer de markt werkelijk opgang
maakt, is de oppervlakte van het Kasteelplein niet groot
genoeg.
De heer Verschraage ondersteunt het voorstel van den
heer Witsenborg. Nu aan de maatschappij van landbouw
advies is gevraagd, brengt de billijkheid mede, dat ook het
oordeel van de kamer van koophandel en fabrieken wordt
ingewonnen.
De heer Rombouts ziet in dat verzenden volstrekt geen
nut en meent, dat de leden geno'egzaam gesaisisseerd zijn,
om over de zaak te oordeel en.
Het voorstel van den heer Witsenborg, om alsnog het
advies in te winnen van de kamer van koophandel en fa
brieken, wordt in stemming gebracht, doch verworpen met
14 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Slechtriem, Nelissen, Staal,
Rees, Sassen, Rombouts. Van Hal. Scheltus, Reigersman,
Teychiné, IngenHousz, Heylaerts, Bloemarts en de
voorzitter.
Vóór waren de heeren Van I)am, Ltjdsman, Van Dongen,
Verschraage en Witsenborg.