26 November 1898.
359
gersman, Verschraage, Nelissen, Staal, Sassen en de
voorzitter.
Vóór waren de heeren Teychiné, IngenHousz, Heijlaerts,
Witsenborg en Van Dam.
De heer Bloemarts'geeft thans in overweging, om in de
Leuvenaarstraat een pad aan te leggen van keibestrating)
verbindende het trottoir van de Zoutstraat met dat van de
Leuvenaarstraat. De kosten daarvan, welke niet hooger zullen
loopen dan f '200,a f 300.kunnen mogelijk wel uit
de gewone uitgaven bestreden worden.
De voorzitter stelt zich bereid dit punt onder de aan
dacht van burgemeester en wethouders te brengen.
De heer Lijdsman zag liever, dat een begin werd gemaakt
met de bestrating der Leuvenaarstraat. De toestand aldaar
laat, zoowel bij droog als bij nat weder, veel te wenschen
over. Wanneer jaarlijks een gedeelte onderhanden werd
genomen, zou aan dien toestand langzamerhand een einde
worden gemaakt. Spreker is wel bereid een voorstel te doen,
om de Leuvenaarstraat tot aan de Nieuwe Dieststraat door
keien te doen vervangen, wanneer dit voorstel ondersteuning
vindt,
De heer Witsenborg verklaart zich volgaarne bereid om
het voorstel van den heer Lijdsman te ondersteunen. Spreker
schetst den toestand dier straat als onhoudbaar en voor de
bewoners dier straat, die toch ook belasting betalen, aller
treurigst. Volgens de memorie van antwoord van burgemees
ter en wethouders, zou eene bestrating van de Zoutstraat tot
de Nieuwe Dieststraat eene uitgaaf vorderen van f 6300,
welke som, naar spreker meent, gevoegelijk aan den post
voor onvoorziene uitgaven kan worden ontleend.
De voorzitter zegt, dat hét hier geldt eene buitengewone
uitgaaf, welke door buitengewone inkomsten dient te worden
gedekt.