26 November 1898. 365 De heer Van Hai. wijst erop, dat tot nog toe geen enkel bezwaar werd vernomen tegen de aanwezigheid van sier planten. Vroeger werden die planten bewaard in den water toren, doch behalve dat deze bergplaats voor het doel totaal ongeschikt is, kost ook het vervoer der planten naar die plaats veel geld. Waar overigens de bloem een voorname rol speelt bij versieringen, meent spreker, dat eene uitgaaf van f 2 000,niet te bezwarend is. De heer Sassen betoogt nogmaals, dat hij niet is tegen de aanwezigheid van bloemen en harde planten, doch dat hij den verderen aankweek en de uitbreiding daarvan wenscht te voorkomen. Reeds nu worden verschillende potten met jonge agaves aangetroffen. Spreker stelt misdien voor den onderwerpelijken post van de begrooting te schrappen. De heer Reigersman meent dat in deze de zuinigheid de wijsheid zal bedriegen. Het Valkenberg is eene groote aantrek kelijkheid voor Breda. Thans zijn de planten op het Stadserf treurig geplaatst, zoodat eene oranjerie in eene bepaalde behoefte zal voorzien. Gebouwd volgens de aangegeven af metingen, zal deze bergplaats ternauwernood voldoende zijn, om de thans bestaande planten behoorlijk te kunnen ver zorgen. Er is dus geen sprake van uitbreiding van sierplanten. Spreker betoogt verder, dat de raad een werkelijk Bredaasch belang zal behartigen, door eene goede en geschikte berg plaats voor de verschillende planten aan te wijzen. Het voorstel van den heer Sassen, voldoende ondersteund en strekkende om den betrokken post van de begrooting te schrappen, wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 11 tegen 8 stemmen. Vóór stemden de heeren Bloemarts, Slechtriem, Rees, Lijdsman, Rombouts, Van Dongen, Witsenuorg, Van Dam, Nf.lissen, Staal en Sassen. Tegen waren de heeren Van Hal, Scheltus, Reigersman, Teychiné, Verschraagê, IngenHousz, Heijlaerts en de voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 365