366 26 November 1898. Ylgnr. 109. Hoofdst. Ill art. 7. In eene afdeeling we d door verschillende leden de vraag gesleld of de wenschelijkheid der invoering van muntgas meters nog niet was overwogen. Gaarne zou men daaromtrent de meening van burge- meestèr en wethouders vernemen. In eene andere afdeeling werd naar aanleiding van de uitgaven voor de gasfabriek en de waterleiding geconstateerd, dat het salaris van den directeur steeds hooger wordt en de meening geuit, dat het voor de gemeente op den duur wel eens te hoog kon worden, weshalve men het wenschelijk zou achten dien ambtenaar eene vaste Jaarwedde toe te kennen. Antwoord. Het invoeren van muntgasmeters is meermalen in de ver gadering van burgemeester en wethouders en de commissie van bijstand besproken. Het oordeel der leden was, dat, door den lagen prijs van het gas, de gemeente het mogelijke doet om voor het ge bruik van gas propaganda te maken. De prijs van muntgasmeters is 70 °/0 hooger dan de ge wone. Het kapitaal in meters zoude dus in dezelfde mate verhoogen en tevens de meterhuur. Ergo wordt het gas voor de verbruikers duurder dan thans. Bij het invoeren van het muntmeterstelsel voor rekening en risico der gemeente, moeten gasleidingen worden aangelegd, zoomede verschaft worden: lampen, komforen, gutta-percha buizen, enz. Dit ligt niet op den weg der gemeente, maar is eene zaak van huurder en verhuurder. Zou de gemeente er zich in mengen, dan komen de voordeden van aanschaffing der diverse artikelen ten goede aan een paar groote magazijn- houders; in het tegenovergestelde geval aan den winkelier ingezeten. Men bedenke bovendien dat de aankoop- en aanlegkosten van muntgasmeters minstens 60,-per woning bedragen en alzoo een aanzienlijk kapitaal daarvoor vereischt wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 366