370 26 November 1898. maaien van gras f 1000,meer is uitgetrokken dan liet vorig jaar. Ofschoon het spreker bekend is, dat dit ten deele een gevolg is van het maaien van gras in eigen beheer, komt hem die uitgaaf toch hoog voor. Op eene door hem gedane vraag, of geene enkele ontvangst daar tegenover stond, ontving spreker de rnededeejing, dat dit gras verbruikt wordt door de paarden der gemeente-reiniging. Hieruit zou moeten worden afgeleid, dat dan ook het onderhoud der paarden lager werd geraamd. Dit is echter niet geschied. Daarvoor is thans uitgetrokken een bedrag van 80 cent per paard en per dag, niettegenstaande de werkelijke uitgaven in 1897 slechts bedragen hebben 713/4 cent per paard en per dag. Aan den prijs der haver kan dit verschil niet worden toegeschreven. Bovendien ontving spreker van een bekend stalhouder te dezer stede de verzekering, dat het onderhoud der paarden hem niet meer kost dan 63 cent per paard en per dag. De voorzitter antwoordt hierop, dat de uitgetrokken som voor het onderhoud der paarden van de gemeente reiniging slechts eene raming is, waarbij niet op het kleinste bedrag der kosten mag worden gerekend. Bovendien mogen de paarden van de gemeente-reiniging, die zware diensten moeten presteeren, niet vergeleken worden met paarden van stalhouders. De heer Witsenborg zegt, dat hij deze laatste opmerking had verwacht en op dien grond ook elders inlichtingen heeft ingewonnen. Spreker wil buiten beschouwing laten de rijks paarden, die slechts 55 cent per dag aan onderhoud kosten. Te Utrecht betaalt men voor de paarden van den reinigings dienst 67 centbij de Amsterdamsche rijtuigmaatschappij kost een paard 661/2 cent en bij de Amsterdamsche omnibusmaat schappij 68 cent per dag. De diensten dezer paarden zullen toch niet minder zijn dan bij de Bredasche gemeente-reiniging. Overigens heeft het sprekers aandacht getrokken, dat de verschillende onderdeelen voor het onderhoud der gemeente beplantingen alle hooger zijn geraamd en zag hij die uitgaven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 370