372
26 November 1898.
De heer Van Dam geeft in overweging, met het oog op
het vergevorderde uur en in verband met de nog te ver
wachten discussiën, om de vergadering te schorsen en de
verdere behandeling der gem'eente-begrooting in eene avond-
zitting voort te zetten.
Verschillende leden verklaren zich daartegen en zijn van
oordeel, dat eene avondzitting niet zal noodig zijn, waarna
de behandeling der begrooting wordt voortgezet.
Ylgnrs. 124 en 125. Hoofdst. IV artt. 10a en 105.
In eene afdeeling werd de opmerking gemaakt, dat deze
uitgaven steeds toenemen. De meest mogelijke zuinigheid
achtte men een dringend vereischte.
In eene andere afdeeling werd door een der leden de
meening uitgesproken, dat het zeer in het belang zou zijn
van hen, die zich van uit de binnenstad naar het station
begeven en in 't bijzonder ook van de bewoners van het
Noorderkwartier, dat een verkort voetpad werd gemaakt
door het Valkenberg. Dat een dergelijk recht voetpad meer
practisch is dan de thans bestaande voetpaden zal door de
voorstanders van de wellicht meer aesthetische slingerpaden
wel niet worden ontkend.
Ook wordt door dat lid de hooge brug in 't Valkenberg
bij winterweer, wanneer de jeugd haar glijbaantjes aanlegt,
als gevaarlijk voor ouderen van dagen beschreven.
Antwoord.
Voor zooveel mogelijk wordt op de posten, bedoeld bij de
artt. 10a en 105 van hoofdstuk IV, steeds de spaarzaamheid
betracht en deze zullen burgemeester en wethouders ook
verder in het oog blijven houden.
Het verlangde verkort voetpad zou zoo zeer de orde van
aanleg verbreken, dat burgemeester en wethouders ten zeerste
moeten ontraden aan dat verlangen tegemoet te komen.
Wat het aanleggen van glijbaantjes betreft, bij winterweer,