26 November 1898. 375 Reigersman, Verschraage, IngenHousz, Witsenborg, Yan Dam, Nelissen, Staal, Sassen en de voorzitter. Vóór waren de heeren Teychiné en Heijlaerts. Ylgnr. 162. Hoofdst. VI afd. la art. 5. In eene afdeeling werd de opmerking gemaakt, dat het juister ware dezen post te splitsen en die kosten van incas- seering te brengen daar waar zij behooren, immers die te verdeelen over de drie posten, vermeld in de afdeeling Ia van dit VIde hoofdstuk onder de artikelen 1, 2 en 3. Antwoord. Tegen de splitsing van dezen post hebben burgemeester en wethouders geen bedenking. Zij geven in overweging de som van 80,terug te brengen tot f 60,en laatstgenoemd bedrag te verdeelen naar de hoegrootheid van het voor elke stichting ingeschreven kapitaal, te weten 10. op de kosten der ambachtsschool f 50,— 2°. op onderhoud woningen - 2, 30. op de onderwijspremiën - 8,— De gestipuleerde uitgaven van 20. en 30. moeten op de be trekkelijke posten van uitgaaf zei ven gevonden worden, omdat geen hoogere ontvangsten daartegenover kunnen gesteld worden, maar het bedrag van 50,(ambachtsschool) kan gecompenseerd worden door verhooging der ontvangst aan subsidie. Overeenkomstig het antwoord van burgemeester en wethouders wordt besloten de verlangde split sing aan te brengen en de betrokken posten hierop goed te keuren Ylgnr. 184. Hoofdst. VII art. 8. In eene andere afdeeling werd de opmerking gemaakt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 375