378 26 November 1898. Antwoord. De inlichtingen, bij volgnummer 7 verlangd, zijn vervat in het antwoord bij volgnummer 65 hiervoor. Ylgnr. 24. Hoofdst. Ill afd. 1 art. 3/i. In eene afdeeling werd de vraag gesteld of het niet wenschelijk ware het »Hooghuis» tot politiepost in te richten. Antwoord. De vraag hier gesteld hangt samen met het gelijksoortige on derwerp, toegelicht bij volgnummer 108, hoofdstuk III, art. 6/i. Beide posten worden achtereenvolgens zonder bedenking goedgekeurd. Ylg-nr. 27. Hoofdst. Ill afd. 1 art. 4c. Algemeen was men in diezelfde afdeeling van oordeel, dat het terrein der voormalige mestvaalt wegens zijne omgeving ten eenenmale ongeschikt is voor kinderspeelplaats. Uit vrees dat het terrein, bij gemis aan bestemming, in strijd met de eischen der hygiëne feitelijk toch weer als mestvaalt zou worden gebezigd, waren meerdere leden van oordeel dat het terrein onverwijld moest worden verkocht met de verplichting voor de koopers om het ten spoedigste te bebouwen. Antwoord. Burgemeester en wethouders beoogen niet ter plaatse een speehuin aan te leggen, maar enkel de open ruimte te be stemmen als een speel plaats, inzonderheid voor de aldaar en in de omgeving wonende jeugd, aan hoedanige openbare speelplaatsen in deze gemeente behoefte is, ook ter beteu geling van het plegen van baldadigheid langs de wegen. Zij deelen niet de vrees, in een der afdeelingen uitgesproken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 378