ONTWERP. 16 Februari 1898. Tegenwoordig de heeren W. J. SLECHTRIEM, mr. P. BLOEMARTS, W. G. H. ROMBOUTS, J. A. J. W. VAN HAL, J. LIJDSMAN, II. A. SASSEN, A. J. REES, L. J. STAAL, J. J. NELISSEN, A. P. SCHELTUS, B. C. VAN DONGEN, mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, A. J. A. VERSCHRAAGE, F. J. M. HEIJLAERTS, J. H. WITSENBORG, mr. W. INGENHOUSZ en E. II. A. GULJÉ, burgemeester, voorzitter. Afwezig de heer mr. M. P. M. VAN DAM. De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de notulen van het verhandelde in de vergadering van 29 Januari 1898, overeenkomstig het bepaalde hij artikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld. De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een schrijven van den heer Van Dam, berichtende, dat hij ver hinderd is de vergadering bij te wonen. Alsnu stelt de voorzitter aan de orde A. Ingekomen stukken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 37