10 December 1898. 391 Art. 5. Art. 6. Art. 7. Art. 8. Art. 9. Art. 10. De in de vorige artikelen bedoelde faecaliën en afval zijn eigendom der gemeente. De directeur heeft de bevoegdheid lediging van beerputten of tonnen, waarvan de inhoud blijkt verdund of vervalscht te zijn, te weigeren. De kosten van het openen en dicht maken der beerputten of vergaarbakken zijn ten laste der aanvragers; die van het onderhoud der tonnen of emmers blijven ten laste der ge meente. Bij misbruik of beschadiging wordt de toegebrachte schade voor rekening der gebruikers hersteld of worden hun van wege de gemeente geene tonnen of emmers meer verstrekt. Aan de ingezetenen, die daartoe bij de directie der ge meente-reiniging aanvraag doen, kunnen tegen betaling van f 2,per jaar, per ton of emmer, uitsluitend voor hen bestemde en ten blijke daarvan met huisnummer en aan duiding der straat beschilderde tonnen of emmers in gebruik worden gegeven. Geene vergoeding is verschuldigd voor het gebruik en de verwisseling van tonnen of emmers, geplaatst in eene woning van één of twee vertrekken; onder vertrekken worden ook begrepen winkellokalen en keukens. De vergoeling voor het gebruik der tonnen of emmers is verschuldigd voor een geheel jaar, met dien verstande dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 391