10 December 1898. 411 wordt door toename van productie, zal de producent er niet slecht bij varen en spreker gelooft dan ook niet, dat de laatste uitbreiding eene nadeelige operatie is geweest. Wat de waterleiding betreft, wijst spreker erop; dat indertijd de heer Schotel deze inrichting voldoende achtte om te voorzien in de behoeften eener bevolking van 50 000 zielen; de enkele kleine moeielijkheden, welke thans zijn voorgekomen, zullen wel te verhelpen zijn. Overigens meent spreker, dat er wel 20 jaren mede zullen heengaan, voordat het laatste stuk grond aan den boulevard zal zijn verkocht. Tot zoolang zeker blijft de maatschappij bestaan. Het ligt dus voor de hand, aldus besluit spreker, om de maatschappij te steunen en daardoor mede de belangen van Breda te helpen bevorderen. De heer Rombouts betoogt dat, wanneer gaslicht het eenige licht was, dat bestaat, de zaak van een ander stand punt kan worden beschouwd. Doch het electrisch licht zal op den duur het gaslicht als licht verdringen. Ook ander kunstlicht treedt meer en meer op den voorgrond, zoodat concurrentie op den duur niet is uitgesloten en later wellicht zou kunnen blijken, dat eene uitgaaf van 140 000,voor uitbreiding der gasfabriek overbodig is geweest. Men lette slechts op hetgeen elders geschiedt. Te Zutphen b.v., waar de gasfabriek te klein was geworden, besloot men tot het bouwen eener geheel nieuwe fabriek ad f 400 000,Te Deventer echter, waar het zelfde geval zich voordoet, besloot men tot het maken eener inrichting van gecarbureerd water stofgas ad f 55 000,zooals er eene te Breukelen bestaat. Men ziet hieruit, dat er nog geene vaste meening ge vestigd is. Daarom zou spreker in ieder geval de handen willen vrij houden, om in de toekomst gewaarborgd te zijn. Wordt dit verzoek ingewilligd, dan brengt de billijkheid mede, dat ook aan andere bouwondernemers buiten de stad gas en water worde verstrekt. De heer Nelissen acht de vrees voor concurrentie al bij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 411