16 Februari 1898. 43 «De afstand tusschen de achtergevels van de voorgebouwen »en de voorgevels van de achtergebouwen, bedragende 10 »meter, voldoet alzoo aan de betrekkelijke bepaling der ver sordening, indien men de bergplaatsen van de voorwoningen «wegdenkt. «Tusschen de achtergevels van de achterwoningen en het «stationsemplacement blijft een afstand van 6,50 meter, waarop evenwel de bergplaatsen van die woningen zijn «uitgebouwd. «De toegang tot de achterwoningen krijgt eene breedte «van 3 meter. «Het blijkt derhalve: 1°. «dat, wat betreft de afstanden tusschen de voor- en «achtergevels en van het aan een ander toebehoorend «onbebouwd perceel, het plan van bebouwing niet «voldoet aan de eerste alinea van art. 4 der verordening; 2°. «dat de breedte van den toegangvan af de openbare «straat naar de achterwoningen, voldoet aan de tweede «alinea van art. 4. «Volgens de laatste alinea van art. 4 der betrekkelijke «.verordening, kan de gemeenteraad vrijstelling van de ver sbodsbepalingen van dit artikel verleenen. «Het schijnt ons toe (de omgeving van het geheel en de «breedte der openbare straten aldaar in aanmerking nemende), «dat er termen bestaan het verzoek van adressant in te «willigen, hetgeen wij de eer hebben bij dezen in overweging «te geven. De voorzitter vraagt, of de raad zich met het voorstel van burgemeester en wethouders kan vereenigen. Niemand daartegen bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 7. Benoeming van een leeraar in de natuurkunde en de cosmographie aan het gymnasium, de hoogere burgerschool en de burgeravondschool alhier, waartoe door het college van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 43