70 16 Februari 1897. (Bedoelde enkelvoudige som is voor Breda f 62,50). »De hoofdgedachte van den wetgever is ergo geweest eene gelijkmatige heffinghieraan voldoet het voorstel van ons «medelid den heer Witsenborg nietdeze wil tot 65 op- «centen toe (waarom niet meer de hoogere huurwaarde «belasten, volgens de uitzonderingdie de wet toelaat. Ondergeteekende echter wil wel gebruik maken van de «bevoegdheid ons bij art. 240 der gemeentewet verleend, »doch wil die belasting niet maken tot eenen sluitpost, doch »tot eenen onveranderlijken vasten post. Met het aannemen «van 50 opcenten, het maximum, dat de wet bij gelijken «aanslag toelaat, wordt dat in meerdere mate uitgedrukt. «Over het woord pro- of' degressie wil ondergeteekende «geen strijd voeren, doch te ontkennen valt het niet, dat «bij de toepassing van de uitzondering, die de wet toelaat »tot dat het vijfvoud der som van f 62,50 verkregen is, eene •»progressie bestaat. Dit nu acht ondergeteekende op zich «zelf reeds eene niet wenschelijke zaak. Doch als hij dan »ziet, dat bij eene huurwaarde van f 312,50 de volle 65 op- centen moeten worden geheven, dus bij een vermoedelijk «inkomen van f 1875,(6 X de huurwaarde), bij eene «huurwaarde van f 250,dus vermoedelijk inkomen van f 1 500,— 60 opcenten, dan acht hij dien maatregel een «niet te wettigen druk brengen op de zoogenaamde middel- «klasse der bevolking, menschen, die öf vaste inkomens «hebben en dus tot het uiterste te brengen zijn, öf die met «veel risico, als zaken-doende lui, het tot dat werkelijk in- «komen kunnen brengen. «Het financieel gevolg van het voorstel van ondergeteekende «tegenover dat van den heer Witsenborg zal zijn, eene «mindere opbrengst der opcenten van ongeveer f 8 000, «dus eene verhooging van het vermoedelijk percentage van «den hoofdelijken omslag met 26/j0o en zal dit ergo nog «beneden de 3 0/0 blijven. «Ik zal U niet vermoeien met het aanhalen van cijfer-be> «rekeningen, daar die, zooals bij alles, voor den een gun- «stiger, voor den ander minder gunstig zullen zijn, doch

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 70