76
16 Februari 1898.
van 50 opcenten, aan opcenten en hoofdelijken omslag zou
betalen ƒ24,66 en bij eene heffing van 65 opcenten ƒ25,36.
Met een inkomen van ƒ1200,bedragen die cijfers respec
tievelijk 32,48 en 34,25, en met 5 kinderen ƒ27,68 en
28,87. Iemand met een inkomen van ƒ1500,betaalt
respectievelijk 46,56 of ƒ48,23 en met 5 kinderen ƒ41,33
of ƒ41,42. Met een inkomen van ƒ1800,betaalt men
respectievelijk ƒ59,89 of ƒ62,20 en met 5 kinderen ƒ50,14
of ƒ55,64. Iemand inet een inkomen van ƒ2100,betaalt
respectievelijk 71,77 of ƒ74,55 en met 5 kinderen 65,87
of ƒ69,26. Met een inkomen van ƒ2400,betaalt men
respectievelijk ƒ85,55 of ƒ88,85 en met 5 kinderen ƒ83,02
of ƒ86,55. Deze cijfers bewijzen, meent spreker, genoegzaam,
dat heffing van 50 opcenten in het voordeel is der mid
delklasse.
De heer Reigersman, zich aansluitende hij de hulde aan
den heer Witsenborg gebracht, moet toch bekennen, dat
hij eenigszins onthutst was toen hij van het voorstel kennis
nam. Spreker kan niet aannemen, dat zij, die gestemd hebben
vóór de afschaffing van opcenten op het personeel, dit zouden
gedaan hebben, zonder zich rekenschap te geven van hetgeen
zij deden. Dat de heer Witsenborg gelooft zich te hebben
vergist, is aannemelijk en blijkt eenigszins uit het thans door
hem ingediende voorstel. Daarin toch beweert de heer
Witsenborg, dat het de bedoeling was, om den druk der
gemeentelasten te leggen op de breede schouders. Dat
was het doel niet, zegt spreker. Het doel was ook, om
hen, die vrij liepen van personeele belasting en dus ook van
de opcenten, mede te laten dragen in de lasten, onverschillig
of de schouders breed of smal zijn. Ook was het doel om
niet te vragen, zijt ge kostganger, maar wat is uw inkomen,
wat is uwe draagkracht.
Spreker beschouwt het als eene illusie, dat personen met
een inkomen van 750,en 9 kinderen, die een huisje
bewonen van ƒ125,— huurwaarde, door den hoofdelijken
omslag te zwaar zouden worden gedrukt. Op dezulken zal