78
16 Februari 1898.
aan het proces-ZoLA, waarin eveneens geschermd wordt met
de woorden: pour Vhonneur de l'armée.
De voorzitter wil alsnu het amendement van den heer
Rombouts in stemming brengen.
De heer Nelissen acht het beter eerst de vraag te stellen,
of het besluit tot afschaffing der opcenten op het personeel zal
worden herroepen.
De heer Rombouts doet uitkomen, dat zoodanige stemming
niet mogelijk is. Er bestaan thans geene opcenten meer,
terwijl in behandeling is een voorstel tot het weder heffen
van opcenten met daarop ingediend amendement.
De heer IngenHousz acht het ook gewenscht eerst over
het principe der belastingheffing te stemmen.
De heer Rombouts, de zaak nader toelichtende, wijst erop,
dat zelfs de tegenstanders van opcenten over zijn amende
ment kunnen beslissen, daar zelfs bij aanneming nog eene
nieuwe stemming over het alsdan gewijzigde voorstel moet
plaats hebben.
Het amendement van den heer Rombouts op het voorstel
van den heer Witsenborg, om 50, in plaats van 65 opcenten
op het personeel te heffen, wordt alsnu in stemming gebracht,
doch verworpen met 11 tegen 7 stemmen.
Tegen stemden de heeren Bloemarts, Van Hal, Lijdsman,
Staal, Sciieltus, Reigersman, Teychiné, Verschraage, Wit
senborg, IngenHousz en de voorzitter.
Vóór waren de heeren Slechtriem, Rombouts, Sassen,
Rees, Nelissen, Van Dongen en Heijlaerts.
De heer Rombouts betreurt de gevallen beslissing en acht
de progressie, die in het voorstel Witsenborg belichaamd