12 Maart 1898.
93
Verder hebben wij de eer U in overweging te geven in
«verband hiermede artikel 1 en de 6de alinea van artikel 15
»der concessie-voorwaarden te wijzigen."
De voorzitter stelt deze zaak aan de orde.
De heer Sassen wensclit voorop te verklaren, dat het
verzoek zijn volle sympathie geniet. Alleen wil spreker in
overweging geven, om bij het leggen der nieuwe lijn eene
betere soort rails te doen bezigen dan die, welke thans in
gebruik zijn. Raadzaam is het, dat daaromtrent maatregelen
worden getroffen.
De voorzitter geeft te dien opzichte de meest gerust
stellende verklaring en wijst erop, dat het in de bedoeling
ligt der maatschappij rails te gebruiken van de allernieuwste
constructie.
De heer Bloemarts zegt, dat het hem niet geheel duidelijk
is, wat met de voorgestelde wijziging in de concessievoor
waarden wordt bedoeld. Wenscht men als regel aan te
nemen, dat slechts met één rijtuig mag gereden worden en
dat door burgemeester en wethouders, bij wijze van uit
zondering, eene afwijking kan worden toegestaan, of is het
de bedoeling, om de verbodsbepaling geheel op te heffen
en aan de maatschappij vrijheid van handelen te geven? In
dit laatste geval zou het raadsbesluit onherroepelijk zijn,
terwijl in het eerste geval daarop altijd kan worden terug
gekomen. Spreker acht het gewenscht, dat middelen be
houden blijven, orn eene eventueele vergunning, zooals
thans door de tramwegmaatschappij verlangd wordt, te
kunnen ondervangen, wanneer blijken mocht, dat daaraan
meerdere bezwaren verbonden zijn.
Worden de concessievoorwaarden derhalve in dien geest
gewijzigd, dat met vergunning van burgemeester en wet
houders mag worden gereden met twee aaneengekoppelde
met twee paarden bespannen rijtuigen, dan zal de maat-