12 Maart 1898. 95 uitsluitend tot den dag te beperken, doch dat hij integendeel de tijdsbepaling gaarne aan burgemeester en wethouders wil overlaten. De voorzitter erkent, dat de straten, waardoor de tram naar Prinsenhage rijdt, breeder zijn dan die van den tramweg naar Ginneken, doch dat de bochten en hellingen in eerstgenoemde tramlijn veel gevaarlijker zijn. De heer Van Dam wijst erop, dat bij eventueele inwilliging van het verzoek tot het leggen eener hulplijn door de St. Jansstraat, het kruispunt aan de Veemarkt als zeer ge vaarlijk moet worden beschouwd, vooral bij gelegenheid van kermissen. Spreker acht het gewenscht, dat door de maat schappij alsdan buitengewone maatregelen worden genomen en verwacht van burgemeester en wethouders te dien op zichte bijzondere voorschriften. De voorzitter brengt in het midden, dat thans reeds bij het inrijden van bochten bepaalde voorschriften in het belang der veiligheid zijn gegeven. De heer Van Dam wil niets te kort doen aan de goede bedoelingen, welke met die veiligheidsvoorschriften worden beoogd, doch de wijze, waarop aan die voorschriften uit voering wordt gegeven, acht spreker niet voldoende. De heer Sassen, het verzoek beschouwende als een zuinig heidsmaatregel van de maatschappij, deelt de bezwaren niet, die omtrent het veiligheidsverkeer worden geopperd. Het rijden met 2 a 3 elkander kort opvolgende tramwagens, doch ongekoppeld, en waartoe de maatschappij thans de bevoegdheid bezit, acht spreker veel gevaarlijker. De heer Bloemarts wijst er nogmaals op, dat het niet de bedoeling is de maatschappij op eenige wijze te bemoeielijken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 95