22 April 1899, 109 commissie genomen is alleen naar aanleiding van dit laatste feit. Om die reden acht spreker de verwijdering niet ge rechtvaardigd en het feit niet van genoegzaam gewicht, om daardoor wellicht de carrière vaii een jongmensch te ver-, nietigen. De voorzitter wijst eropdat de beslissing genomen is in verband met al de feitenwelke aan het jongmensch zijn ten laste gelegd. Alleen dit laatste heeft den beker doen overloopen. De heer Bloemarts zegt, dat het geheime rapport bij hem den indruk heeft gevestigddat de feiten ook aan den vader van den leerling niet onbekend zijn gebleven. In deze zaak is geheel gehandeld overeenkomstig de bepalingen der verordeningwelke geen beroep op den raad toelaat. Wordt het intusschen noodzakelijk geacht dit beroep mogelijk te maken en de verordening dienovereen- eenkomstig te wijzigen, dan kan dit een onderwerp van later debat uitmaken. Thans behoort de beslissing der com missie waarin spreker het volste vertrouwen steltte worden gehandhaafd. Spreker zal derhalve stemmen tegen de motie van den heer Witsenborg, als zijnde de indiening daarvan in strijd met de verordening, terwijl het bovendien niet aangaat, om ter wille van de handhaving van het gezag, zich in deze zaak partij te stellen, waar de ten laste gelegde feiten op voldoende wijze uit registers zijn aangetoond. De heer Van Dam doet nog opmerken, dat de punten, in het rapport aangehaald, bij de beslissing der commissie niet hadden mogen gelden. En nu gaat het niet aan, meent spreker, om een betrekkelijk gering feit aan te vullen met andere feiten; deze moeten als geheel op zich zelf staand beschouwd worden. De heer Bloemarts zegt, dat geenszins gebleken is, dat de vroegere feiten niet van dien aard zijndat zij aanleiding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 109