21 Januari 1899. 11 weezen te Breda, d.d. 16 Januari 1899, n°. 13, in zake de aanvrage om pensioen van den eervol ontslagen agent van politie J. H. Bastiaanse, luidende als volgt: «Naar aanleiding van de ontvangen opdracht om uwen »raad te willen dienen van bericht en advies op het verzoek «om pensioen van den eervol ontslagen agent van politie der »3d° klasse J. H. Bastiaanse, hebben wij de eer U mede «te deelen »dat adressant met ingang vanl Augustus 1883 is benoemd «tot agent van politie 3de klasse en met ingang van 1 No- «vember 1898 eervol is ontslagen, hebbende hij alzoo meer «dan 10 en minder dan 20 dienstjaren; «blijkens de overgelegde geboorte-akte heeft hij den leeftijd «van 45 jaren bereikt; «volgens de mede overgelegde verklaring van de door den «kantonrechter benoemde en beëedigde geneesheeren dr. J. »P. Hofman en P. A. Bossers is adressant niet meer in «staat zijn dienst waar te nemen. «Wijl hij niet toegetreden is tot het nieuwe pensioenfonds «behoort zijne aanvrage om pensioen te worden beoordeeld «naar de bepalingen van de verordening tot regeling van de «pensioenen van de gemeente-ambtenaren en bedienden, «vastgesteld den 29. November 1862 en laatstelijk gewijzigd «den 21. Mei 1892. «Op grond van art. 5 dier verordening heeft hij recht op «pensioen en wel naar de berekening volgens art. 95, zijnde »2/s zijner wedde van ƒ570,of ƒ228, «Wij hebben de eer derhalve uwen raad voor te stellen, «aan den adressant een pensioen toe te kennen van ƒ228, «'sjaars, met ingang van 1 November 1898." De voorzitter geeft in overweging om overeenkomstig gemeld voorstel te besluiten. Niemand daartegen bedenking hebbende, wordt besloten aan J. H. Bastiaanse voornoemd een pen sioen toe te kennen van ƒ228,'sjaars, te rekenen van 1 November 1898.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 11