420 22 April 1899. Art. 8. »De uitvoering van de werken in, op, aan, onder of »boven openbare wegen, pleinen, bruggen, wateren of ge- «meente-eigendommengeschiedt volgens aanwijzing door of «vanwege burgemeester en wethouders, ook wat betreft »den tijd van werken en de te nemen voorzorgen voor de «instandhouding en de veiligheid van het verkeer. Art. 9. »Ten laste van de concessionarisse komen alle kosten van »die voorzorgsmiddelenvan de werken zeiven en van de »daaruit voortvloeiende wijzigingen of herstellingen aan de «gemeente en particuliere eigendommen. Art. 40. »Wanneer, in het belang van gemeentewerken en van de «openbare veiligheid, wijziging moet gebracht worden in de «werken van de concessionarisse, komen de kosten dezer «veranderingen te haren laste. Art. 41. «Alle kostenvoorzoover zij door de gemeente zijn voor- «geschoten, moeten op de eerste aanmaning betaald worden. Art. 12. «Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om uit de «waarborgsom van ƒ1000,door de concessionarisse ingevolge «art. 7 der concessie van 6 Augustus 1892 gestort, de aan «de gemeente toekomende gelden voor kosten van werken «of het herstel van schade te voldoenwaartoe voormelde «waarborgsom en de coupons door hen onmiddellijk te gelde «mogen worden gemaaktovereenkomstig het bepaalde bij «art. 1201 B.W. «Zoover de coupons niet strekken tot verhaal van kosten, «worden deze na den verschijndag aan de concessionarisse «uitgereikt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 120