22 April 1899. 123 «ting zal worden gelet op het doel waarvoor toestellen en «verbindingen dienen, op de kosten van aanleg en waarde svermindering door het gebruik, ook in verband met den «voortgang der electrotechniekmaar niet op de winsten of «verliezen van de onderneming. Art. 19. «Ingeval die naasting niet geschiedt en de concessie intus- «schen niet is verlengdis de concessionarisse verplicht tot weg- «neming van al hetgeen door haar is tot stand gebracht en «zulks op de wijze en binnen den termijn daarvoor door «den gemeenteraad te stellen, en bijaldien deze wegruiming «binnen dien termijn niet geheel mocht hebben plaats gehad, «zijn burgemeester en wethouders bevoegd zonder eenige in- «gebrekestelling, daartoe voor rekening van de concessio- «nairisse over te gaan. Art. 20. «De gemeente heeft één jaar vóór het eindigen der concessie «de onbeperkte bevoegdheid om geleidingen te maken of ver- «gunning daartoe te verleenen nog gedurende den tijd der «tegenwoordige concessie, wanneer de gemeente, tegen afloop «daarvan, besluit zelve de exploitatie over te nemen of eene «nieuwe concessie aan anderen te verleenen. Art. 21. «De gevraagde concessie wordt aan de concessionarisse ver leend met uitsluiting van alle andere concessiën op telefo- «nisch gebied voor publiek gebruik. Art. 22. «Bij verandering van de grenzen der gemeente Breda, «gelden alsdan al de bepalingen dezer concessie voor de «nieuwe gedeelten der gemeente Breda. Art. 23. «Door concessionarisse wordt ter zake der uitvoering dezer «concessie domicilie gekozen ter griffie van de arrondissements-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 123