22 April 1899. 129 ning te worden gehouden met het algemeen belang, zooals ook bij de plaatsing der fontein is geschied. De heer Reigersman zegt, dat hij eveneens de verplaat sing betreurt, voornamelijk dit jaar, nu hier ter stede in het begin van Juni het landhuishoudkundig congres zal ge houden worden, hetwelk ongetwijfeld met eenige feestelijk heden zal gepaard gaan. Inmiddels kan over dit punt ge- ruimen tijd worden gedebateerd, zonder echter tot een besluit te komen, omdat het naar sprekers meening eene zaak geldt huiten de competentie van den raad. Sprekers opinie is echter, dat de Markt voor het houden van muziekuitvoeringen de meest geschikte plaats is. De heer Staal is het eens met vorige sprekers, dat de beslissing bij burgemeester en wethouners behoortdoch meent, dat dit college ook wel eenigszins rekening dient te houden met de wenschen der muzikanten. Het muziek korps toch bestaat voor het grootste gedeelte uit niet-gesala- rieerde leden en hiervan schijnen er verschillenden met het besluit van burgemeester en wethouders niet ingenomen te zijn. De voorzitter wijst erop, dat het muziekkorps eene subsidie geniet van ƒ1500,en gehouden is zijne verplich tingen ten deze na te komen. De heer Teychiné deelt de bezwaren der vorige sprekers niet. Na de uitbreiding der stad zijn er op verschillende punten gelegenheden ontstaanwaar de uitvoeringen even goed kunnen plaats hebben als op de Groote Markt. Het argument omtrent het geraas der trammen geldt voor de Markt evenzeer. Bovendien is het een feit, dat bij muziek uitvoeringen op de Markt het publiek aldaar zich onmogelijk behoorlijk kan bewegen, terwijl het Stationsplein daarentegen breed is en veel ruimte biedt. Verder mag niet uit het oog worden verlorendat het muziekkorps der schutterij van gemeentewege gesubsidieerd wordt, welke subsidie, bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 129