20 Mei 1899. 147 «De zaak nader overwegende, kwam het ons voor, dat »het meer met de belangen van den dienst zoude strooken, «als alle onderbrandmeesters telefonisch waren aangesloten, «waartegen dan elke toelage diende te vervallen. «Deswege richtten wij een brief aan het college van brand- «meesters, dat, blijkens den mede hierbij overgelegden «brief, ons mededeelde, dat het dit college, na de onder sbrandmeesters gehoord te hebbenzeer wenschelijk voorkwam «de zaak te regelen, zooals zij door ons was voorgesteld. «Mocht alsnu de voorbedoelde regeling ook uwe goed- «keuring kunnen wegdragen, dan geven wij U in overweging «de verordening op de brandweer te wijzigen als volgt: a. «te doen vervallen alinea 1 van artikel 3, luidende: Aan ieder der onderbrandmeesters wordt uit de gemeentekas een jaarlijksclie toelage van vijf gulden toegekend. «te lezen alinea 6 van hetzelfde artikel De opperbrandmeesterde adjunct opperbrandmeesterde brand meesters en de onderbrandmeesters nemen hunne betrekking zonder bezoldiging waar. b. «In art. 12 te lezenpunt 4, 17e regel der gedrukte «verordening de brandmeesterbelast met het materieel der waterleiding en de onderbrandmeesters. «Omtrent de regeling der kosten voor de meerdere telefo- snische aansluitingen hopen wij U een voorstel te doen, «nadat zal gebleken zijn dat de som voor den dienst der «brandweer uitgetrokken op de gemeente-begrooting van «1899 ontoereikende is, terwijl wat de insignes betreft, «waarvan adressanten gewagen: daarvan zijn zij bereids, «overeenkomstig art. 15 der verordening, door burgemeester «en wethouders voorzien geworden De voorzitter vraagtof de raad zich met dit voor stel kan vereenigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 147