20 Mei 1899, 149 18. Voorstel van burgemeester en wethouders alhier tot wijziging van het reglement tot regeling van het gymnasium in deze gemeente in verband met het toelaten van vrouwe lijke leerlingen aan die inrichting, welk voorstel in extenso is opgenomen iu de raadsnotulen van 11 Maart 1899 en waar omtrent de beslisssing in die vergadering is aangehouden. De voorzitter stelt deze zaak thans opnieuw aan de orde. De eerste zinsnede ontmoet geene bedenking en wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Met betrekking tot de tweede zinsnede zegt de heer Rei gersman, dat door hem in de vergadering van 11 Maart 1.1. reeds bezwaar is gemaakt tegen de voorgestelde bepaling omdat daarbij aan curatoren een recht wordt ontnomen, dat hun krachtens wettelijke bepaling toekomt. Spreker meent dan ookdat hierbij een gevaarlijk precedent zou worden gesteld. Dat dezelfde bepaling ook voorkomt in de verordening op het middelbaar onderwijs is verklaarbaar, omdat de werking en macht van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs in vele opzichten zeer verschillen met die van het college van curatoren van het gymnasium. Spreker geeft derhalve in overweging om de voorgestelde bepaling niet aan te nemen. De heer Witsenborg verzoekt in kennis te mogen worden gesteld met het desbetreffend advies van het college van curatoren. Na voorlezing van gemeld advieswaaruit blijktdat de meerderheid van het college van curatoren zich met de voorgestelde bepaling kan vereenigen, wordt de betrokken zinsnede in stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 4 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 149