15
21 Januari 1899.
En dan zal hij stemmen vóór onvoorwaardelijke toelating
tot het gymnasium. Onvoorwaardelijk, omdat het niet te
voorzien is, zelfs in eene verre toekomst, dat die toelating
aan de gemeente kosten kan veroorzaken, terwijl integendeel
van nu af daaraan geldelijk voordeel verbonden is.
Wat de hoogere burgerschool betreft, is de toestand eenigs-
zins anders. Spreker weet zeer goed, dat het aantal leer
lingen thans van dien aard isdat in de tegenwoordige omstan
digheden, met het oog op de onkosten en op de belangen
dier school, de toelating van meisjes slechts wenschelijk is
onder eenige te stellen voorwaarden, welke hij dadelijk
noemen zal.
Vooraf echter wenscht spreker hier ter plaatse openlijk
hulde te brengen aan de mensch- en oordeelkundige wijze,
waarop de directeur der hoogere burgerschool over het ge-
heele land, bij al de directeuren van al de burgerscholen
een onderzoek heeft ingesteld, om te kunnen komen tot een
op ervaring gegrond besluit, of toelating van meisjes op
hoogere burgerscholen al dan niet wenschelijk is. Als gevolg
van dat prachtig onderzoek heeft de directeur thans een
materiaal bijeen, dat, naar men zou meenen, den meest
verstokten tegenstander van coëducatie zal moeten bekeeren,
minstens tot een lijdzaam voorstander maken.
Thans tot de voorwaarden van toelating terugkeerende,
doet spreker het volgende voorstel
Meisjes kunnen het onderwijs aan de hoogere burgerschool
bijwonen, maar niet, dan met toestemming van burgemees
ter en wethouders, die omtrent elke toelating overleg plegen
met de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs
en met den directeur der school en niet dan onder de vol
gende voorwaarden
1°. dat de ouders of voogden schriftelijk verklaren, dat
hunne dochter of pupil de lessen tot het eind-examen zal
volgen
2°. dat de ouders of voogden schriftelijk verklaren welk
doel beoogd wordt met het doen volgen van het onderwijs
aan de hoogere burgerschoolen
3°. dat het schoolgeld, verschuldigd tot aan het eind-