164
17 Juni 1899.
noodig, ter uitvoering te verzenden naar burgemeester en
wethouders.
Waartoe besloten wordt.
5. Schrijven van de gedeputeerde staten voornoemd, d.d.
31 Mei 1899, G, n°. 27, geleidende een uittreksel uit het
koninklijk besluit van 16 Mei 1899, n°. 40, met daarbij be
hoorenden staat, waarbij goedkeuring is verleend aan de
door den raad ingezonden voordracht tot heffiing van rechten
voor diensten der gemeente-reiniging.
De voorzitter stelt voor dit schrijven eveneens voor
kennisgeving aan te nemen en voor zooveel noodig ter uit
voering te verzenden naar burgemeester en wethouders.
Waartoe besloten wordt.
6. Schrijven van den heer J. P. A. J. Rosu te Bredad.d.
3 Juni 1899, daarbij, onder dankzegging voor het herhaald
bewijs van vertrouwen, zijne herbenoeming tot lid van het
burgerlijk armbestuur alhier aannemende, en zich tevens
bereid verklarende, zoo noodig bij de ophanden zijnde peri
odieke verkiezingen als stemopnemer in het 2de district op
te treden.
De voorzitter stelt voor dit schrijven voor kennis
geving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
7. Door burgemeester en wethouders wordt ter vaststelling
aangeboden een suppletoir kohier van aanwezige beerputten
in den openbaren gemeentegrond, opgemaakt krachtens art.
2 sub D van de verordening op de heffing van een recht
voor het gebruik van den openbaren gemeentegrond, vast
gesteld bij raadsbesluit van 7 September 1897, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 11 Januari 1898, n°. 8.
Zonder bedenking wordt gemeld kohier vastgesteld
op een bedrag van ƒ0,50.