17 Juni 1899.
173
waarbij dit bestuur als zijne meening heeft doen kennen
dat de aanstelling van eene derde verloskundige voor de
armenpraktijk vooralsnog niet noodig wordt geacht, voor
gesteld op het verzoek afwijzend te beschikken.
De voorzitter vraagtof de raad zich met dit voor
stel kan vereenigen.
De heer Heijlaerts acht het raadzaam, dat het verzoek van
adressante, die gediplomeerd is volgens de nieuwe wet, worde
ingewilligd. Het gebeurt wel eensdat personenbij ont
stentenis van de beide aangestelde vroedvrouwenden noo-
digen bijstand hebben moeten missenhetgeen nadeelige
gevolgen zou kunnen na zich slepen. Bovendien heeft de
gemeente er volstrekt geen nadeel bijomdat per accouche
ment betaald wordt. Spreker gelooft, dat de aanstelling
van drie vroedvrouwenook in verband met de geregelde
toename van het zielentalin het belang is der gemeente
en stelt derhalve voor op het verzoek van adressante gun
stig te beschikken.
De voorzitter zegt, dat het armbestuur de aanstelling
van een derde verloskundige niet noodig acht.
De heer Van Hal zegtdat hij als voorzitter van het
burgerlijk armbestuur in staat is te verklarendatalthans
in den laatsten tijd, geene klachten omtrent de waarneming
van de verloskundige armenpraktijk zijn ingekomen en geeft
mitsdien in overweging niet in te gaan op het voorstel van
den heer Heijlaerts. De beide vroedvrouwen nemen thans
hunne bediening met zeer veel ijver waar. Bij eventueele
aanstelling eener derde vroedvrouw zouden de geldelijke voor-
deelenaan de betrekking verbonden al zeer miniem wor
den hetgeen naar sprekers meening niet zou strekken in
het belang der zaak. Bovendien is bij inwilliging van het
verzoek te verwachtendat meerdere dergelijke aanvragen
zullen worden gedaangrootendeéls met het doelom zich
het radicaal van stadsvroedvrouw te verzekeren.