17 Juni 1899. 175 «Ëet zal U in het oog springen, dat de bovenstaande ten »aanzien der gasfabriek bestaande voorwaarde (1 percent van »de gestorte gelden) niet meer strookt met den nieuwen toestand, die het doen der ontvangsten en uitgaven gesteld «heeft in handen van burgemeester en wethouders en langs »dien weg in handen van den gemeente-ontvanger. Er worden »derhalve vanwege de gasfabriek geen gelden meer in de «gemeentekas gestort. «Wij doen dit hierbij opmerken tot volledige toelichting der «zaak welke in meer dan eene onzer vergaderingen met de «commissie van bijstand breedvoerig besproken is en laatstelijk »in de vergadering van 30 Mei 4899, welke besprekingen «ertoe geleid hebben, dat wij thans de eer hebben U in over «weging te geven «1°. aan de betrekking van directeur der gasfabriek eene Dvaste jaarwedde te verbinden «2°. die wedde te bepalen op ƒ3300, benevens vrije woning «en vrij vuur en licht. «In 1898 genoot de directeur, te weten als directeur der gasfabriek, /3164,Doorgaans ging diens bezoldiging «jaarlijks f 70,omhoog. In 1900 zou de bezoldiging der- «halve zijn ƒ3304,en het is op dit bedrag dat wij gemeend «hebben in een rond cijfer het eindpunt van opklimming te «moeten stellen. Behalve voormelde som van ƒ3300,met «vrije woning enz.blijft hem ten goede komen de som «van /800,als directeur der waterleiding. De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer Slechtriem meent, dat het voorstel, met het oog op de plannen tot grensveranderingthans wel wat voorbarig is. Komt de grensverandering tot standdan zal dit allicht aanleiding geven tot herziening van de trakte menten van sommige ambtenaren en waaronder ook de wedde van den directeur der gasfabriek kan worden gerangschikt. Bovendien meent sprekerdat de percentage van het ver kochte gas niet meer belangrijk stijgen zalomdat het gas verbruik thans nagenoeg algemeen en de prijs van het gas

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 175