17 Juni 1899.
177
hoofden van industrieele ondernemingen aldaar veel hooger
zijn dan die van de eigenlijke gemeente-ambtenaren.
Ook het belang der ondermming brengt mede, dat de
directeur bij die zaak geïnteresseerd zijwant al moge het
toezicht van het dagelijksch bestuur en de commissie nog
zoo streng en stipt zijner blijven altijd technische vraag
stukken die voor leeken niet zijn op te lossen.
Eindelijk doet spreker nog als zijn bezwaar tegen het voor
stel van burgemeester en wethouders kennende omstan
digheid dat de tegenwoordige directeur is aangesteld op een
bepaald traktement met bepaalde vooruitzichten en dat het
niet aangaat daarin naar willekeur verandering te brengen,
al moge dan ook de gemeente civielrechtelijk niet aan die
overeenkomst gebonden zijn. Daarenboven zou later wel eens
kunnen blijkendat het thans voorgesteld besluit in het
nadeel ware der gemeente, wanneer namelijk, door het
aanwenden van een ander verlichtingsmiddelhet gasver
bruik zou verminderen.
De heer Rombouts zegt, dat dit voorstel door hem be
schouwd wordt als eene serieuze zaak en meent, dat degene,
die indertijd de opmerking in de afdeelingen bij het onder
zoek der gemeente-begrooting heeft gemaakt, dit] ook als
een serieus man zal hebben gedaan.
Spreker verklaartdatzoolang hij zitting heeft gehad in
den raad, bij hem steeds voor oogen heeft gestaan om per
sonen van zaken te onderscheiden en alleen uit dat oogpunt
wil hij ook thans het voorstel beschouwen.
Wanneer spreker de vraag werd gedaan, of hij eene be
stendiging van de bestaande regeling goed achtte, dan zou
hij ridderlijk ontkennend, antwoorden, omdat bij het thans
gevolgde systeem kan gezegd worden en ook reeds gezegd
ishoe dunner het gashoe grooter het verbruik en hoe
hooger de bezoldiging van den directeur. Dit bewijst, dat
het stelsel niet deugttrouwens niettegenstaande er tal van
gemeentelijke gasfabrieken in den lande worden aangetroffen,
zijn er slechts 2behalve Bredawaar de wedde van den
directeur afhankelijk is van de uilkomsten der exploitatie.