180 17 Juni 1899. was uit een oogpunt van zuinigheid, dat beide betrekkingen indertijd gecombineerd zijn. Wordt later een zelfstandig directeur der waterleiding benoemd, dan zal deheerPAYENS het traktement van ƒ800, dat hij als zoodanig geniet, moeten missen, doch daar staat tegenover, dat hij van een zeker deel zijner werkzaamheden zal ontlast worden, hetgeen bij de voorgestelde regeling niet het geval is. Spreker meent, dat niet uit het oog moet worden verloren, dat alles, wat wettelijk geoorloofd is, uit een moreel oogpunt niet altijd te billijken is. Voor de wedde van den directeur der gasfabriek strekt tot basis zijne akte van aanstelling en nu gaat het, volgens spreker, niet aan daarin verandering te brengen, zoolang belanghebbende zijne plichten naar behooren waarneemt en die nieuwe regeling te zijnen nadeele strekken zoutenzij hij zelf daarmede genoegen neemt, De heer Teychiné is van meening, dat de raad, ook volgens de bewoordingen der akte van aanstelling, volkomen bevoegd is de wedde van den titularis ten allen tijde te wijzigen. De heer Sassen betoogt, dat aan de benoeming wel de voorwaarde is verbonden, dat de titularis zich gedragen zal naar de bepalingen der bestaande of later vast te stellen of te wijzigen instructie, doch van eene verandering in de wijze van belooning is geen sprake. De heer Reigersman is van oordeel, dat het voorstel van burgemeester en wethouders in de gegeven omstandigheden wel wat prematuur is. Volgens spreker bestaat er alle kans, dat de grenzen der gemeente binnen betrekkelijk korten tijd zullen worden uitgebreid. In dat geval zal de tegenwoordige directeur der gasfabriek en waterleiding beide betrekkingen niet meer gecombineerd kunnen waarnemen en zullen wel ingrijpende maatregelen moeten tot stand komen. Spreker stelt derhalve voor den tegenwoordigen toestand te besten digen, in afwachting of eene nadere regeling na de voorge nomen grensveraudering noodzakelijk is te achten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 180