ONTWERP.
8 Juli 1899.
Tegenwoordig de heeren mr. P. BLOEMARTSW. J.
SLECHTRIEM, L. J. STAAL, A. J. REES, H. A. SASSEN,
J. LIJDSMANW. G. H. ROMBOUTSJ. A. J. W. VAN
HAL, A. P. SCHELTUS, B. O. VAN DONGEN, jhr. mr. A.
REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉA. J. A. VER-
SCHRAAGE, mr. W. INGENHOUSZ, F. J. M. HEIJLAERTS,
mr. M. P. M. VAN DAM en E. H. A. GULJÉ, burgemeester,
voorzitter.
Afwezig de heeren J. J. NELISSEN en J. H. WITSEN-
BORG.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 17 Juni
1899, overeenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het reglement
van orde, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun
bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand
der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige be
merkingen daartegen in het midden heeft te brengen.
Dit niet het geval zijndeworden de notulen van
voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld.
De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een schrij
ven van den heer J. H. Witsenborg berichtende, dat hij,
voor eenige weken de stad verlatendegedurende dien tijd
de vergaderingen van den raad niet zal kunnen bijwonen.