8 Juli 1899. 187 tigd en daarvoor aanbiedende de som van 20 000,welk aanbod door hem gedurende twee maanden wordt gestand gedaan De voorzitter stelt voor dit adres te verzenden naar burgemeester en wethouders om prae-advies. Waartoe besloten wordt. 4. Schrijven van den voorzitter der commissie uit de staten van N oord-Brabant voor het scheepvaartkanaal van de Zuid-Willemsvaart naar den Amer met zijtak naar Breda in dato 19 Juni 1899, houdende toezending van een afschrift van den brief van den minister van waterstaat, handel en nijverheid, waaruit blijkt, dat tegen den door den raad gestelde voorwaardenwaaronder door deze gemeente eene bijdrage is toegezegd van ƒ100 000,in de kosten van aanleg van bovenbedoeld scheepvaartkanaal, voor zooveel die sub 12 en 3 betreftgeene bedenking bestaat en dat ook de vierde voorwaarde kan worden aangenomen, mits achter de woorden »als met de belangen der scheepvaart is overeen te brengen« worde gevoegd»ter beoordeeling van den minister van waterstaat, handel en nij verheid. De vijfde voorwaarde betreffende het inlaten van water langs het kanaal, wanneer het water in de rivier de Mark tot op 18 c.M. boven A. P. is gedaaldisèn met het oog op de belangen der scheepvaart op het kanaalèn in verband met de voorgestelde wijze van voedingniet aannemelijk. Op de nader door den raad gestelde voorwaardedat uiter lijk op 1 Januari 1904 met de werkzaamheden .een aanvang moet worden gemaakt, kan uit den aard der zaak, wijl omtrent de uitvoering nog niet is beslistniet worden in gegaan. Bovengenoemde commissie wenscht dienaangaande te ver nemen of de raad genegen is de gestelde voorwaarden aan de totstandkoming van den zijtak naar deze gemeente, zooals in het plan is opgenomente accepteeren öf zoodanig te willen wijzigendat de bezwaren van den minister worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 187