188
8 Juli 1899.
weggenomen, öf op welke andere wijze de raad zou meenen
de totstandkoming van den zijtak naar Breda, door het toe
kennen eener geëvenredigde bijdrage vanwege de gemeente
te willen verzekeren of eindelijk de raad zich gelieve uit
te spreken wat de commissie zeer betreuren zou dat,
indien niet aan zijn verlangen kan worden voldaanhij in
de totstandkoming der aansluiting van Breda geen belangstelt.
In verband met het vorenstaande is door de betrokken
raadscommissie uitgebracht het volgend prae advies
»In handen der commissie voor het scheepvaartkanaal Zuid-
Willemsvaart—den Amer is gesteld een schrijven van den
sheer Janssen als voorzitter der commissie uit de staten
svan Noord-Brabant betreffende gemeld scheepvaartkanaal d.d.
»19 Juni 1899 tot burgemeester en wethouders van Breda
sgericht met een afschrift van eene missive van den heer
sminister van waterstaat, handel en nijverheid, waarbij de
sminister te kennen geeft, dat de door de gemeente gestelde
svijfde voorwaarde waarvan zij de subsidieering afhankelijk
sdoet zijn, namelijk het inlaten van water langs het kanaal,
swanneer het water in de rivier de Mark tot op 18 c.M.
sboven A.P. is gedaald, èn met het oog op de belangen
sder scheepvaart op het kanaal èn in verband met de voor-
sgestelde wijze van voeding niet aannemelijk is.
sDe commissie blijft van meening, dat zoowel in het belang
sder scheepvaart als met het oog op de volksgezondheid in
sdeze gemeente de sub vijf gestelde voorwaarde moet blijven
sgehandhaafddoch zij geeft burgemeester en wethouders
sin overwegingom den heer minister van waterstaat, handel
sen nijverheid te willen doen verzoeken alsnog de redenen
ste willen opgeven, die de door de gemeente Breda gestelde
s voor waarde onaannemelijk maken.
sNamens de commissie,
sEd. GUL JÉ, voorzitter
De voorzitter zegtdatals een gevolg van gehouden
besprekingen en met het oog op den spoeddien men be
trachten wil, heden morgen alsnog is ontvangen een schrijven