190 8 Juli 1899. «Eene inrichting om ook daar water op te houden zou «niet gemakkelijk aan te brengen zijn, vooral ook niet omdat «de haven steeds voor de scheepvaart toegankelijk moet blijven. «Het gemeentebestuur van Breda is er dan ook reeds lang »op bedacht geweest naar middelen om te zien, om deze «gebrekkige en ongunstige toestanden te verbeteren, doch »het eenige wat hiertoe tot uitvoering kwam is het inlaten «van water van uit het Hollandsch Diep langs de Roode Vaart. «Door de zorgen van het bestuur van de Haven en Sassen van Zevenbergen, dat deze vaart beheert, wordt dan telkens »op verzoek van het gemeentebestuur van Breda water uit «het Hollandsch Diep langs de Roode Vaart op de Mark «gebracht, hetgeen dan tengevolge heeft, dat de waterstand »van de Mark te Breda eenigszins rijst en dat er wat versch water bij het nagenoeg stilstaande water van de Mark en »de grachten komt. «Voor deze waterinlating is tusschen de beide besturen »eene regeling getroffen, zoodanig dat de inlating gedaan «wordt telkens als Breda er om vraagt en dat Breda voor »elke inlating 50,betaalt. Vroeger was dit 25, »doch sedert Augustus 1898 is het bedrag op ƒ50,bepaald, »welke som dan strekken moet tot vergoeding van schade «die het doorstroomende water aan de boorden der Roode «Vaart veroorzaakt. «Voor zoodanige inlating worden de schutsluizen van de «Roode Vaart aan het Hollandsch Diep en aan hetLamgats- »veer geheel opengezet bij opkomenden vloed aan het Hol- «landsch Diep. «Die sluizen blijven dan gedurende het geheele vloedgetij «geopend. De schepen die zich op de Roode Vaart mochten «bevinden worden te voren gewaarschuwd en zorgvuldig «vastgelegdgedurende de inlating is alle scheepvaart vol- «ledig gestremd. «Deze inlating kan alleen geschieden als de vloed op het «Hollandsch Diep geen buitengewone hoogte bereikt, d. w. z. «niet als te verwachten is, dat het H. W. aan den mond «der Roode Vaart hooger zal komen dan 1,30 M. plus N. »A. P. anders zou de strooming te sterk worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 190