8 Juli 1899. 193 van »Haven en Sassen®. Voor eene dergelijke tapping moet het heemraadschap van »Mark en Dintek, doch niet de gemeente Breda, telkens ƒ50,betalen. Op die onjuiste voorstellingen baseert de ingenieur zijne bezwarendaarop wordt voortgebouwd en de slotsom is dat hij tot eene geheele andere conclusie komt dan wan neer de zaak was voorgesteld gelijk ze is. Spreker meent alzoo in overweging te moeten geven den minister op de onjuistheden in het rapport te wijzen en te trachten daar door de door de gemeente gestelde voorwaarde aannemelijk te doen zijn. De heer Van Dam acht het wenschelijk den minister er tevens op te wijzen, dat, bij waterinzetting langs de Roode Vaartnooit klachten over stremming der scheepvaart zijn ingekomenzoodat die klachten ook bij het nieuwe kanaal niet te vreezen zijn. Spreker wijst verder op de waterinzet ting te Amsterdamalwaar de belangen der volksgezondheid blijken zeer goed vereenigbaar te zijn met die van de scheep vaart. Ook daar wordenniettegenstaande de zeer belangrijke scheepvaart, nimmer klachten vernomen. De heer Staal geeft in overweging in het antwoord vooral te willen doen uitkomendat ook de belangen der scheep vaart eene inlating van water noodzakelijk doen zijnwan neer de waterstand in de Haven tot op 18 c.M. AP. gedaald is. De voorzitter antwoordt hieropdat deze wenken gaarne zullen worden in acht genomen. Na nog eene korte gedachtenwisseling over de vraag, tot wien de raad zich wenden zal ommet inachtneming van den gewenschten spoedde geopperde bezwaren te weer leggen, stelt de heer Van Dam voor het betrekkelijke schrijven rechtstreeks te richten aan den minister en afschrift daarvan gelijktijdig te doen toekomen aan de commissie uit de staten dezer provincie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 193