21 Januari 1899.
19
geacht, daaromtrent eenig licht te verschaffen; doch in de
zitting der tweede kamer van 13 December j.l. werd dooi
den minister van binnenlandsche zaken gesproken van nog
slechts enkele gymnasia, waar aan vrouwelijke leerlingen de
toegang geweigerd wordt. Dat zijn dus uitzonderingen en
tot die uitzondering behoort ook al weder Breda!
Tot zoover de rapporten. Maar behalve van een paedago-
gisch dient de zaak ook van een maatschappelijk standpunt
beschouwd te worden.
Het is bekend, dat er zijn, die de meisjes van de scholen
willen weren, omdat zij vreezen door de toelating de hand
te zullen reiken aan het feminisme. Die vrees is verklaarbaar,
doch wordt door spreker niet gedeeld Het zal met dat
feminisme wel gaan als met de arbeidersbeweging: uit de
onmogelijke eischen, die gesteld worden, zal ten slotte nog
wel iets goeds voortkomen.
De eisch der feministen: volkomen gelijkstelling van man
en vrouw, doorgevoerd in de uiterste consequentie, is vol
maakt onzinnig; niet omdat de vrouw minderwaardig is dan
de man (in vele opzichten staat zij ver boven ons), maar
omdat zij anderwaardig is.
Maar zeker niet onzinnig is de eisch, dat iedere vrouw,
evengoed als de man, in de gelegenheid worde gesteld om
op fatsoenlijke wijze een eerlijk stuk brood te verdienen.
Neen! zeggen de ultra-anti-feministen, de bestemming der
vrouw is kinderen ter wereld te brengen en voor de huis
houding te zorgen. Maar wat zij met al die vrouwen willen
aanvangen, die, ook met den besten wil, geen man kunnen
krijgen, dat zeggen ze niet. En dat getal is niet gering.
Bij de laatste volkstelling van 1889 waren van de 1000
inwoners boven 20 jaar 13 vrouwen meer dan mannen. Dat
maakt voor Breda, de bevolking op bijna 27000 stellende,
circa 350 huwbare vrouwen voor wie het bereiken harer
natuurlijke bestemming eenvoudig onmogelijk is, zelfs dan
wanneer trouwplicht ingevoerd werd. Maar er zijn er nog
vrij wat meer; bij de mannelijke bevolking is natuurlijk
meegeteld de bevolking der kazernes, van de militaire aca
demie, hospitalen, gevangenis, enz., waarvan het getal huw-