202 8 Juli 1899. Zijnde hiervan aannemer geworden M. Bakkeren te Prin- senhage voor 2084, Al deze mededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen. 2. Door den heer Scheltus wordt namens de commissie belast geweest met het onderzoek der rekening van de bank van leening over 1898 uitgebracht het volgend verslag: «De commissie, door den raad in zijne vergadering van «20 Mei j.l. benoemd tot het nazien van de rekening van «ontvangsten en uitgaven der bank van leening over 1898, «heeft de eer het navolgende, als hare bevinding, aan den «raad mede te deelen. «In die rekening, 2de afdeeling, hoofdstuk X, heeft in het «totaal der uitgaven éénmaal, «in de recapitulatie, laatste bladzijde, heeft tweemaal, «en in bijlage C, hoofdstuk X, heeft driemaal verandering «van cijfers plaats gehad en wel door behulp van sterk water. «Uwe commissie had de voorkeur gegeven aan het door- «slaan der foutieve cijfers en het daarneven of daarboven «plaatsen van de juiste. In administratieve bescheiden, «meende zijmoet het gebruik vun sterk water vermeden «worden. «Onder de uitgaven komt voor ƒ8,75, wegens voldoening «der belasting op bedrijfsinkomsten, waarvoor de directeur «als zoodanig was aangeslagen. «Het is uwe commissie niet bekend op welke bepaling het door «de bank betalen van genoemde belasting berust. De andere «gemeente-ambtenaren voldoen zelf hunne bedrijfsbelasting. «Uit geen enkel der overgelegde bescheiden blijkt, dat de «administratie der bank ze „geëxamineerd en geverifieerd" «heeft, zooals het reglement in artikel 9 dat voorschrijft. «Wèl verklaart de directeur dat hij de rekening en verant- «woording heeft ingediend, maar zelfs van die indiening «blijkt niets. «Uwe commissie is van oordeeldat de naleving van het «bepaalde in artikel 9 van het reglement voor de bank,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 202