29 Juli 1899.
213
De voorzitter stelt deze zaak aan de orde.
De heer Reigersman zegt, dat het verzoek en de des
betreffende adviezen door hem met aandacht zijn gelezen.
Daaruit is hem geblekendat het dagelijksch bestuur van
oordeel isdat de verkoop aan de gemeente geen nadeel zal
opleveren, doch het komt spreker voor, dat het vervreemden
van eigendom aan de gemeente voordeel moet opleverenal
vorens daartoe over te gaan. Dit laatste is door burgemeester
en wethouders niet aangetoond.
De vraagof de verkoop niet eerder tot nadeel van de
gemeente zal strekkenwil spreker in het midden laten
doch uit de door hem ingewonnen inlichtingenwaartoe
het ziekenhuis zooal gebezigd wordt, is hem gebleken, dat het
in ieder geval voor de gemeente van zeer veel nut is. Bij
de laatste cholera-epidemie is van het ziekenhuis een ruim
gebruik gemaakt voor observatie en het desinfecteeren van
personen, die met choleralijders in aanraking waren geweest,
en van bevoegde zijde is spreker verzekerddat de cholera
daardoor bezworen is geworden.
In het gasthuis vindt men niet dezelfde gelegenheid en
zal het van de beleefdheid van het bestuur afhangenof
aldaar personendie met lijders aan besmettelijke ziekten
in aanraking zijn geweestin observatie kunnen genomen
worden.
Spreker vindt het derhalve gewaagdom het stedelijk
ziekenhuis van de hand te doen, te meer, wijl de gemeente
alsdan geheel afhankelijk zal zijn van contractueele bepa
lingen. Bij eventueel geschil daaromtrent zullen de patiënten
daarvan de dupe zijn.
Als voorbeeld noemt spreker een geval, dat zich onlangs
heeft voorgedaan met iemanddie aan dysenterie leed en
niet in het gasthuis kon worden opgenomen, omdat de lijder
pas uit de gevangenis ontslagen was. Door bemiddeling van
een der gemeente-geneesheeren werd alstoen zijne opname
in het stedelijk ziekenhuis bevorderd. Ware het ziekenhuis
verkocht geweestdan zou men in dit geval niet geweten
hebben, wat met dien lijder aan te vangen.