29 Juli 1899. 215 Niets is minder waar, dan dat zegt spreker. Het doel is om aan specialisten op geneeskundig gebied eene doelmatige ruimte te kunnen verschaffen, alwaar zij de patiënten geheel volgens hunne methodes kunnen behandelen. Het plan bestaat daartoe eene kliniek te vestigen, geheel ingericht naar de eischen des tijds. Aan het hoofd dier inrichting zullen komen te staan de heeren doctoren Gori en Struijcken. Aangaande het voordeel, dat voor de gemeente in den verkoop gelegen is, meent spreker, dat in het prae-advies van burgemeester en wethouders daaromtrent reeds verschil lende gegevens voorkomen. Thans zijn er vele uitgaven, welke zullen ophouden, wanneer de verkoop zal tot stand gekomen zijn. De verplegingskosten van behoeftige lijders, welke in het ziekenhuis 50 cent daags bedragen, beloopen in het gasthuis 25 cent. De meening, dat de vereeniging «Alles voor allen» voldoende ruimte heeft op eigen terrein, deel spreker niet. Bij een gesticht, zooals het gasthuis, dat thans bestaat uit eene be volking van 650 personen, behoort in ruime mate lucht en licht, zoodat het bezit van een flinken tuin geen overdreven weelde mag genoemd worden. Eindelijk, wat de kwestie van de apotheek betreft, wijst spreker erop, dat «Alles voor allen» volstrekt niet beoogt, om een eigen apotheek op te richten. De stads-apotheek zal blijven bestaan, terwijl alle verdere conditiën omtrent den verkoop nader door den raad zullen worden geregeld. Spreker zou het derhalve bejammeren, dat deze fusie, welke werkelijk zal strekken in het algemeen belang en in dat der gemeente, niet tot stand kwam. De heer Reigersman betoogt, dat van een terreinzóó groot, als waarover het gasthuis thans te beschikken heeft, zonder het minste bezwaar kan worden afgenomen de ruimte voor een gebouwtje, gelijk aan dat van het stedelijk ziekenhuis. De heer Heijlaerts antwoordt hierop, dat het onbebouwde of niet direct tot gesticht dienende terrein onmisbaar is voor vele andere zaken. In den breede betoogt spreker hierbij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 215