29 Juli 1899,
217
niet het geval is. Het geringste meeningverschil kan slechts
strekken ten nadeele van de patiënten.
Den heer Bloemarts komt het voor, dat de discussie
voor een groot deel overbodig iszoolang niet het belang
der gemeente is aangetoond. Dat belang hangt af van later
te stellen voorwaarden. In zoover kan spreker ook niet
inzien, welke ie^wiseZkwestie aan den verkoop ten grondslag
ligt. Derhalve zou spreker burgemeester en wethouders willen
uitnoodigen vooraf de voorwaarden te regelen, opdat de raad
kunne beoordeelen, in hoever de belangen der gemeente
daardoor gediend worden.
De voorzitter zegtdat in zoover van een beginsel
sprake is, dat» door het nemen eener beslissing, in den geest
van het voorstel van burgemeester en wethouders, de ge
meente zal ophouden zelve hare zieken te verplegen.'
De heer Reigersman geeft in overweging thans nog geene
beslissing te nemen, doch eerst de voorwaarden van den
verkoop te concipieeren.
De heer Bloemarts zegt, dat eene stemming over het
beginsel, of de gemeente de ziekenverpleging wil overlaten
aan de particuliere instellingenniet zoover gaat als het
voorstel van burgemeester en wethouders en dat hij zich
daartegen niet zal verzetten.
Na nog eenige onderlinge discussie wordt in
stemming gebracht een voorstelom in beginsel te
besluiten, dat de ziekenverpleging zal worden over
gelaten aan de particuliere liefdadigheid, welk voor
stel met 14 tegen 2 stemmen wordt aangenomen.
Vóór stemden de heeren Bloemarts, Slechtriem, Staal,
Sassen Lijdsman, Rombouts Van Hal, Scheltus Tey-
chiné, Verschraage, IngenHousz, Heijlaerts Van Dam
en de voorzitter.
Tegen waren de heeren Rees en Reigersman.