220 29 Juli 1899. Overigens kan spreker niet medegaan met de conclusie van burgemeester en wethouders in hun prae-advies uitgedrukt, om thans aan gedeputeerde staten reeds eene verzekering te geven tot het bouwen eener derde school voor kosteloos onderwijs, waaromtrent nog nader bij de begrooting eene beslissing dient te worden genomen. De mogelijkheid bestaat, dat bij de behandeling der begroo ting geheel andere motieven kunnen gelden. Ook is er eene andere reden waarom, volgens spreker, het nemen van een besluit thans niet gewenscht is. Het voor uitzicht toch bestaat, dat eerlang eene grensverandering der gemeente zal plaats hebben, hetgeen, volgens betoog van den voorzitter, noodwendig zal gepaard gaan met eene reorgani satie van het schoolonderwijs. Eindelijk wijst spreker op Amsterdam, welke gemeente het openbaar onderwijs toch zeker niet vijandig gezind is. Aldaar zijn meer dan 2000 kinderen verstoken van openbaar onder wijs. Zonder dit voorbeeld als navolgenswaardig voor te stellen, meent spreker daarop toch te moeten wijzen en ge looft, dat gedeputeerde staten wel zoo verstandig zullen zijn, om deze gemeente niet in de noodzakelijkheid te brengen voor 4 a 5 leerlingen eene school op te richten. De heer Verschraaqe vraagt, welke motieven burgemeester en wethouders er toe geleid hebben, om op de eerstvolgende begrooting het bouwen eener nieuwe school voor te stellen. De voorzitter antwoordt hierop, dat, zooals in het prae-advies van burgemeester en wethouders vermeld is, de bevolking der gemeente steeds toeneemt en de aanvragen om openbaar onderwijs niet kunnen afgewezen worden, door belanghebbenden te verwijzen naar de bijzondere scholen. Waar de bevolking jaarlijks met 500 zielen vermeerdert en de nieuwe school niet vóór 1901 zal kunnen geopend worden, meenden burgemeester en wethouders, dat thans het tijdstip tot uitbreiding van het aantal scholen gekomen was. De heer Van Dam zegt, dat hij niet gekant is tegen het bouwen eener nieuwe school, doch, nu uit het rapport blijkt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 220