29 Juli 1899.
223
»wij de eer U nader te adviseeren, ons voorstel, zooals dit
«omschreven is in onzen voormelden brief van 25 April
«1899, n°. 593, in overweging te nemen.»
De heer Sleciitriem handhaaft zijne vroegere meening, dat
eene telefonische aansluiting van al de onderbrandmeesters
geheel onnoodig is, in verband met de daaraan verbonden
uitgaven. Het bezwaarals zou het eenmaal zijn voorge
komen dat, bij gemis van telefonische aansluiting, de
brandweer niet tijdig bij de hand waskan ondervangen
worden door aan den sleutelbewaarder bij elk spuithuis eene
aansluiting te geven. De woningen der onderbrandmeesters
kunnen dan voorzien worden van eene brandschel.
Wanneer geene aanvrage om verhooging van toelage van
de onderbrandmeesters was ingekomendan zou de tegen
woordige toestand bestendigd zijn geworden, zonder dat dit
aanleiding zou hebben gegeven tot eenige opmerkingen
omtrent de onvolledigheid van den dienst bij de brandweer.
Waar verder de telefonische aansluiting eene jaar lij ksche
uitgaaf zal vorderen van f 350,acht spreker eene be
zuiniging van dat bedrag niet zoo geringof hij wil haar
met beide handen aangrijpente meer wijl de dienst er
niet door lijden zal. Spreker handhaaft derhalve het door
hem ingediend schriftelijk voorstel.
De voorzitter zegt, dat het voorstel van burgemeester
en wethouders niet dan na rijpe overweging is ingediend
en strekt ter tegemoetkoming aan den wensch van het col
lege van brandmeesters.
De heer Teychiné verklaartdat het hem, na inzage van
de stukkengebleken is, dat het voorstel van burgemeester
en wethouders behoort te worden aangenomen, hoe gaarne
hij overigens het voorstel van den heer Slechtriem zou
hebben willen steunen. Spreker acht het niet gewenscht,
om de onderbrandmeestersdie reeds lang hunne sporen
verdiend hebben, tegen te werken, wanneer zij een voor
stel doendat huns inziens in het belang is van de brand
weer.