29 Juli 1899.
233
Ten andere wil spreker zijne stem wel degelijk afhankelijk
stellen aan de te verwachten rijkssubsidie.
Waar door de gemeente jaarlijks 50 000,dat is 55°/0
van den hoofdelijken omslag, wordt ten koste gelegd aan
het openbaar onderwijs, daar bewijst men, dat Breda nog
al iets over heeft voor dat onderwijs.
En wat de subsidie aangaat, meent spreker erop te
moeten wijzen, dat Breda en Maastricht ten opzichte van
het middelbaar onderwijs vrijwel in gelijke conditie ver-
keeren. Maastricht ontvangt 10 000, en Breda slechts
7250,rijkssubsidieofschoon de hoogere burgerschool
bezocht wordt, voor meer dan ,/3door buitenleerlingen.
De heer Bloemarts wijst eropdat hetgeen de heer
Rombouts als wenschelijk voorstelt, niet altijd bereikbaar
is. De ondervinding heeft geleerd, dat de regeering niet
tot verhooging van de subsidie zal overgaan, voordat de
uitbreiding een feit zal wezen. En nu moge het te betreuren
zijn, dat andere plaatsen in mindere of ruimere mate van
subsidie profiteeren, doch daaraan is niets te veranderen.
De voorzitter zegtdat door de commissie met den
meesten spoed nog een schema is gemaakt van de meerdere
uitgaven, wanneer bij de lste klasse nog eene parallelklasse
wordt gemaakt, en waarvan de uitkomst is, dat dit niet het
minste geldelijk nadeel aan de gemeente zal berokkenen.
De heer Rombouts wenscht nog met een enkel woord te
releveeren, dat destijds door de regeering eene verhooging
van subsidie is toegezegd, mits de uitbreiding zou tot stand
komen. Spreker wenschte thans zekerheid te hebben, dat
ook nu nog op eene verhoogde subsidie kan gerekend worden.
Het voorstel van den heer Scheltus, om alle leerlingen,
welke bij het toelatingsexamen hebben voldaantot de
hoogere burgerschool toe te latenwordt alsnu in stemming
gebracht en aangenomen met \5 tegen 1 stemmen.