246 49 Augustus 1899. Zonder verdere bedenking wordt alsnu het onder- werpejijke voorstel goedgekeurd. 10. Inlichtingen op het adres van de pachters der gemeente- visscherij, verzoekende hunne pacht onderhands te doen voortduren. De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders van meening zijn, dat de visscherijen in het openbaar behooren te worden verpacht. Tegen de kwade praktijken, welke adressanten op het oog hebben, behoort steeds te worden gewaakt. Spreker stelt mitsdien voor op het adres afwijzend te beschikken. De heer Heijlaerts verklaart, dat hij zich van deze zaak nauwkeurig op de hoogte heeft doen stellen en meent, dat er wel degelijk redenen zijn, om het verzoek van adressanten in te willigen. Bij de vorige openbare verpachting was het vischwater nagenoeg geheel ontvolkt. Thans is die toestand verbeterd, omdat slechts matig gevischt wordt, terwijl bij publieke verpachting niet de zekerheid bestaat, dat de pacht in dezelfde handen zal blijven. Spreker is derhalve van meening, dat de raad wel zou doen met den bestaanden toestand te bestendigen, omdat het vischwater thans in handen is van goede pachters. De voorzitter zegt, dat het belang der gemeente medebrengt, dat het vischwater openbaar worde verpacht. De pachtsom is thans zeer laag in vergelijking met die van vorige jaren. Bovendien bestaat de bevoegdheid, om het vischwater aan een ander, dan den hoogsten bieder, te gunnen. De heer Rombouts wijst erop, dat de gemeente bezwaarlijk tot onderhandsche verpachting zal kunnen overgaan, nu er meerdere aanvragen zijn ingekomen. Aan het bezwaar van den heer Heijlaerts, omtrent de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 246