19 Augustus 1899.
247
ontvolking van het vischwater, kan worden tegemoet gekomen
door het vischwater voor een langeren termijn te verpachten
dan tot dusver gebruikelijk was, ofschoon spreker gaarne wil
erkennen, dat daardoor aan het geopperde bezwaar slechts
ten deele zal worden tegemoet gekomen, omdat in den regel
het laatste jaar van den pachttermijn de pachters nog zooveel
als mogelijk is aan het door hen gepachte trachten te ont
trekken.
De heer Slechtriem vraagt, of het niet mogelijk zou zijn
bij de voorwaarden van verpachting het een en ander nauw
keuriger te regelen.
De heer Staal wijst erop, dat de ontvolking van het
vischwater niet altijd aan de visschers te wijten is. Het
vuile water, dat uit de suikerfabriek in de haven vloeit, is
mede zeer nadeelig voor het behoud van de visch, hetgeen
spreker door een voorbeeld nader aantoont.
Nadat over dit onderwerp nog eenige discussie heeft plaats
gehad, stelt de voorzitter voor het vischwater der ge
meente voor den tijd van vijf jaren in het openbaar en onder
de bestaande voorwaarden te verpachten.
Dit voorstel, in stemming gebracht, wordt aangenomen met
12 tegen 1 stemmen.
Vóór stemden de heeren Sleciitriem, Staal, Rombouts,
Van Hal, Sciieltus, Van Dongen, Teychiné, Verschraage,
Van Dam, Rees, IngenHousz en de voorzitter.
Tegen was de heer Heijlaerts.
11. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, d.d.
15 Augustus 1899, n°. 1032, daarbij, in verband met de
bepaling van art. 9 der verordening, regelende de jaarwedden
van het onderwijzend personeel aan de openbare scholen in
deze gemeente, en onder overlegging van de ter zake inge-