250 5 September 1899. De voorzitter verzoekt den secretaris de heeren, die beëedigd moeten worden binnen te leiden. Hieraan voldaan zijndeworden door genoemde heeren achtereenvolgens in handen van den voorzitter afgelegd de eed van zuivering en de eed van trouw, voorgeschreven bij art. 39 der gemeentewet. De voorzitter wenscht de opnieuw gekozen leden geluk met hunne herbenoeming en zegt, dat hij ook het dagelijksch bestuur, den raad, ja zelfs de geheele gemeente met dit feit gelukwenscht. Dat deze herbenoeming heeft plaats gehad zonder dat stemming behoefde te geschiedenacht spreker van veel belang, en tevens een bewijs, dat de belangstelling in en toewijding tot de gemeentelijke belangen door de kiezers zijn erkend en gewaardeerd geworden. Wijzende op de zware taak, welke den raad wacht, vertrouwt spreker, dat de herbenoemde leden met vereende krachten zullen willen blijven medewerken om den bloeide welvaart en het aanzien der gemeente te helpen bevorderen. Spreker verzoekt thans den leden hunne plaatsen te willen innemen en verklaart hen geïnstalleerd als leden van den gemeente raad. Daarna nemen genoemde heeren zitting. 2. Benoeming van twee wethouders, bij periodieke aftre ding van de heeren A. P. Scheltus en W. G. H. Rombouts. De voorzitter verzoekt den heeren Scheltus en Van Hal als stemopnemers te willen fungeeren. Wordt overgegaan tot stemming voor een wethouder, vacature den heer Scheltus. Er worden uitgebracht 18 stemmenwaarvan verkrijgen de heeren Scheltus 11 Bloemarts 3, Rombouts 1 en Witsenborg 1 stemmen, terwijl 2 briefjes in blanco zijn ingeleverd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 250