5 September 1899. 257 gemeente-reinigingbij wie feitelijk de regeling dezer aan gelegenheid behoort. Spreker is er verzekerd van, dat deze commissie de zaak behoorlijk zou hebben onderzochtwaar de directeur geheel zonder hare voorkennis heeft gehandeld. De heer Bloemarts betoogtdat het hier eene daad van uitvoering geldtniet behoorende tot de competentie van den raadmaar tot die van burgemeester en wet houders of van de betrokken commissie. Alleen zou eene motie kunnen worden aangenomen, waarbij de raad de wenschelijkheid uitspreekt, dat de vroeger gevolgde wijze bestendigd werd, evenals indertijd bij de plaatsing der muziek tent is geschied. De heer Rombouts meent erop te moeten wijzen, dat, wanneer de raad de thans gevolgde handelwijze verkeerd acht, het eenig afdoend middel zou zijn, om het tonnenstel sel geheel af te schalfen. Hetzelfde feit, waarover thans de bewoners van den Tramsingel klagen, doet zich voor in de achterbuurten en in alle woningenwelke slechts een paar vertrekken hebben en niet anders dan door de hoofddeur toegankelijk zijn. De heer Heijlaerts ten derden male het woord ge vraagd en met toestemming der vergadering verkregen hebbende, meentdat het volstrekt geen bezwaar kan op leveren om de bewoners van die huizen welke de gelegenheid bieden, om het weghalen der tonnen langs de achterzijde te doen geschiedenin deze te gerieven. De heer Van Dam wil onderscheid gemaakt zien tusschen die woningenwelke niet anders dan door de hoofddeur toegankelijk zijnen diewelke nog een afzonderlijken toe gang hebben. Spreker meent, dat de kwestie eenvoudig op te lossen warewanneer de burgemeester namens het dage- lijksch bestuur of namens de commissie de toezegging kon doendat met de billijke wenschen van adressanten rekening zou worden gehouden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 257