258 5 September 1899. De heer Van Hal wijst erop, dat reeds een maatregel is getroffen voor die woningen aan den Tramsingel, waarin zich zieken bevinden. Overigens is spreker de meening toe gedaan dat de wijzewaarop door sommigen de zaak wordt voorgesteldwel eenigszins overdreven is. Zich beroepende op wetenschappelijke geschriften en op hetgeen indertijd door de voorstanders van het tonnenstelsel daarover in deze vergadering werd in het midden gebracht, betoogt spreker dat de faecaliënwanneer deze binnen een zeker tijdsverloop worden weggehaaldvolstrekt geene nadeelige gevolgen voor de gezondheid kunnen teweegbrengen. Wil men den maatregel over de geheele gemeente toepassendan zullen de uitgaven voor de gemeente reiniging belangrijk dienen te worden verhoogd. Overigens moge niet uit het oog worden verlorendat het paard met den tonnenwagen langs de woningen van adressanten geruimen tijd onbeheerd moet blijven staan, hetgeen daar ter plaatse langs den waterkant en met het oog op het tramverkeer al zeer gevaarlijk moet worden ge acht. Spreker zou derhalve in overweging willen geven het adres te renvoijeeren aan de commissie voor de gemeente reiniging en het aan de prudentie dier commissie over te latenhoe in deze te handelen. De heer Witsenborg dient thans, in verband met het geen door den heer Bloemarts daarover in het midden is gebrachteene motie inwaarbij de raad de wensche- lijkheid uitspreektdat de verwisseling der tonnen in de woningen van adressanten zal geschieden langs de achterzijde, evenals voorheen gebruikelijk was, met welke motie de heer Heijlaerts zich vereenigtonder intrekking van het door hem gedaan voorstel. De heer Rombouts verklaart tegen deze motie te zullen stemmen, niet om de zaak zelve, doch omdat hij den raad in deze materie onbevoegd acht. De motie van den heer Witsenborg, voldoende onder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 258