21 Januari 1899.
25
niet mogen zien, zonder dat, en hierop legt spreker den
nadruk, zonder dat zulks door den leeraar is opgemerkt geworden.
Waar in het verleden zóó iets mogelijk is geweest, daar
is voor spreker het absolute bewijs geleverd van de groote
verkeerdheid, jongens en meisjes, die de eerste kinderjaren
achter den rug hebben, op dezelfde schoolbanken te doen
plaats nemen. Tot die hoogst gevaarlijke proeve, aldus be
sluit spreker, wenscht hij niet mede te werken.
De heer Van Dam zegt, in antwoord op hetgeen door den heer
Witsenborg is aangevoerd, dat, wanneer hij zich niet ver
gist, het besluit van den raad, om advies in te winnen op
de beide aanvragen, vooral en wel in de eerste plaats ten
doel heeft gehadom van het college van curatoren van het
gymnasium en de commissie van toezicht op het middelbaar
onderwijs te vernemen, of het samengaan van jongens en
meisjes op dezelfde school uit een moreel oogpunt al dan niet
wenschelijk is.
Hoewel erkennende, dat men de zaak zeer zeker ook uit
een paedagogisch en financieel oogpunt mag beschouwen,
staat spreker toch verbaasd, dat de heer Witsenborg het
college van curatoren er een grief van maakt, dat zijn rapport
slechts eene subjectieve meening zonder toelichting zou wezen.
Onpartijdig oordeelende, zal de heer Witsenborg moeten
toegeven, dat het rapport van de commissie van toezicht op
het middelbaar onderwijs, voor zoover het een rechtstreeks
antwoord op de gestelde vraag betreft, vrij wat magerder is
dan dat van het college van curatoren.
Dit laatste verwijst in zijn advies naar een vroeger rapport,
waarin de bezwaren zijn uiteengezetterwijl de meerderheid
der commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs zich
in het rapport verklaart vóór toelating uit een paedagogisch-
en de minderheid dier commissie er tegen is uit een finan-
tieel oogpunt, zonder eenige verdere motiveering.
Spreker geeft toe, dat aan de paedagogische beschouwin
gen veel waarde moet worden toegekend, doch wil zich
alleen bepalen bij de moreele kwestie.
Teruggaande tot eene raadszitting van 1882, waarin de op-