262
5 September 1899.
«inwilliging zij gaarne genegen is eene billijke verhooging van
«huur te betalen.
«De teekening van het bedoelde gebouw wordt door ons
«hierbij overgelegd, waaruit U zal blijken, dat om aan het ver-
«zoek van adressante te voldoen, eene verdieping op het
«bestaande gebouw, inbegrepen de poort, zal moeten worden
«gebouwd.
«De kosten daarvan worden geraamd op f 1000, terwijl
«adressante bereid is het gebouw, met ingang van 1 Mei
«1900, voor een tijdvak van 10 achtereenvolgende jaren in te
«huren voor f 190,s' jaars, alzoo f 70,— per jaar meer dan de
«huur thans bedraagt.
«Wij geven U in overweging dit onderwerp in behandeling
«te willen nemen en bij gunstige beschikking op het adres
«hoofdstuk IV, art. 6 der gemeentebegrooting, van het loopende
«dienstjaar, met een bedrag van f 1000,te verhoogen.«
De voorzitter stelt deze zaak aan de orde.
De heer Teychiné acht verbouwing van het pand, zooals
door burgemeester en wethouders is aangegeven, niet wen-
schelijk. Liever zag spreker in den gevel eene winkelpui
gemaakt, hetgeen weinig kosten zou veroorzaken en waar
door een huurprijs van 160,a f 170zou kunnen
bedongen worden.
De heer Lijdsman acht eene verbouwing evenmin ge-
wenscht. Spreker vindt den bestaanden toestand veel beter
dan daarin eenige verandering te brengen.
De heer Van Hal verklaart zich voor de inwilliging van
het verzoek. Het door adressante bewoonde huisje is het
eenige in die straat, dat slechts ééne verdieping hoog is,
zoodat de aangegeven verbouwing tevens eene verfraaiing
kan genoemd worden. Waar bovendien adressante steeds
geregeld hare huurpenningen betaalt en verder bereid ie,
door het betalen eener hoogere huursom, ruimschoots de
rente te vergoeden van het kapitaal, benoodigd voor de ver
bouwing, vindt spreker geene enkele reden, waarom de
gemeente niet aan het verzoek zou kunnen gevolg geven.